Copyright H.E. Schoonekamp. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

maandag 8 augustus 2016

Politieblog. Hendrik Jan van Houten.


Twaalf jaar ben ik, als je in 1992 met een buurjongen ineens opduikt bij ons knikkerveldje in de straat in Zutphen. We zitten allebei in groep acht, maar op verschillende basisscholen. Je bent de eerste op wie ik ooit verliefd ben. Geen idee wat ik er mee moet, behalve hopen dat je weer eens met de buurjongen mee komt zodat ik met je kan knikkeren. Je bent beter dan ik. Aan het einde van de middag heb je al mijn knikkers. Je bent anders dan alle anderen met wie ik knikker. Want je geeft de gewonnen knikkers terug. En soms nog een paar extra ook. Jij speelt niet om de knikkers, jij speelt om het spel. Niet passend bij een twaalf-jarige. Niet alleen daarom vind ik je speciaal. Je bent ook een mooi jongetje. Met je bruine haar en je mooie ogen en je altijd vriendelijke karakter. Ha-Je noem je jezelf. Hendrik Jan is denk ik niet stoer genoeg… 

Een paar maanden later gaan we naar dezelfde middelbare school. We komen in andere brugklassen, maar hebben wel contact in pauzes en buiten schooltijd. We doen wat alle brugklassers doen. Wat rondhangen, de stad in, op de fiets naar het zwembad, blijven hangen en kletsen op het schoolplein na schooltijd. Niks bijzonders eigenlijk. Maar heel bijzonder voor een stel brugpiepers die de wereld aan het ontdekken zijn.
In de zomervakantie tussen de brugklas en de tweede klas word je veertien en dat word gevierd. Je woont in de binnenstad van Zutphen en voor de deur is een trapje. En daarop staat een groot bord waarop jouw feestje is aangekondigd. Het is een leuk feestje, één van de eerste feestjes waar geen ouders bij zijn.

Zoals het gaat met middelbare scholieren gaan we allebei ons eigen weg. Andere vrienden, andere interesses. Al ben ik nog eens verliefd op je en zoenen we ook wel eens. Na de middelbare school hebben we geen contact meer, we komen elkaar niet meer tegen. Vaak vraag ik me af wat je bent gaan doen. Sommige mensen vergeet ik gewoon niet omdat ze een bijzonder plekje hebben.

En zo word het 2003. Ik werk dan twee jaar bij de politie. Op een avond zit ik voor de televisie naar Tros Vermist te kijken. En ineens hoor ik jouw naam en zie ik jouw foto. Nog steeds een mooie jongen. Maar je bent vermist. 

Jij? Vermist? Zo’n vrije, bijzondere jongen? 
Ik zit op de bank, maar heb het gevoel dat ik in een gat val als ik hoor over psychoses en dat je medicatie nodig hebt. 
Jij?? Die leuke jongen die ooit zijn knikkers aan me gaf? In het laatste contact dat er is geweest met je familie heb je ze verteld dat je op Mallorca bent en daar werkt. En sindsdien is het stil, je familie krijgt geen contact meer met je. Ze doen alles om je te zoeken. Je bent vermist en je wordt gemist. Heel erg gemist. De uitzending blijft in mijn hoofd spoken. 

Waar ben je toch? 
Wat is er met je gebeurd?
Wat heb je gedaan?

Een paar jaar later ga ik bij de forensische opsporing werken. Al snel begin ik daar met DNA afname van familieleden van langdurig vermisten. Mensen die al in de jaren ´80 en ´90 vermist zijn geraakt en waarvan het DNA van de familieleden in de DNA databank vermisten moet worden opgenomen. Een speciale DNA databank waarin DNA van vermisten of familieleden van vermisten is opgeslagen. Maar ook het DNA van ongeïdentificeerde lichamen of delen van lichamen. Immers, wat in de vorige eeuw niet kon, kunnen we nu wel. We staan niet stil bij de politie, we ontwikkelen nieuwe technieken. Om misdrijven op te lossen, maar ook om onbekende doden een naam te geven. Niemand mag zonder naam in een graf liggen. Op de internetsite van vermisten kijk ik vaak naar je, hopend dat je er ineens niet meer tussen staat omdat je gevonden bent. Je bent buiten mijn werkgebied als vermist opgegeven. En daarom ga ik niet met je vermissing aan het werk. Niet actief in ieder geval. Op Facebook volg ik de site die je familie heeft opgezet op de voet.

Tot 2013. Ik sta op het punt om een lange reis te maken, maar krijg de vraag of ik nog even DNA wil gaan afnemen in een vermissingszaak. Er is een gezichtsreconstructie gemaakt van een man die jaren geleden overleden is aangetroffen. En in die zaak is een naam genoemd. Jouw naam Hendrik Jan van Houten. En van je moeder moet DNA afgenomen worden. En omdat ze in mijn werkgebied woont, wordt aan mij gevraagd of ik het wil doen. Even twijfel ik. Wil ik echt naar je moeder? Maar de twijfel is snel weg. Ik ga zelf. Ik wil niet eens dat iemand anders gaat. 
Uiteraard heb ik de foto’s van de gezichtsreconstructie gezien, maar ik heb geen seconde aan jou gedacht. Je lijkt er niet op, je bent het niet. Maar het DNA van jouw familie moet wel in de DNA-databank vermisten worden opgenomen. Want misschien ben je wel ergens anders dood aangetroffen en lig je ergens begraven zonder naam. Ik wil er niet aan denken, maar ben realistisch genoeg om te beseffen dat het waar kan zijn. Dus ik bel je moeder en ik kan meteen naar haar toe.

Ze woont allang niet meer in het huis in de binnenstad. Ik bel aan, legitimeer mij als zijnde politie. En ik zeg meteen dat ik je gekend heb. Ze is verbaasd. Maar ook blij dat ik je heb gekend. We drinken wat en ik vertel haar mijn herinneringen aan jou. En ik leg haar uit waarom ik nu bij haar op de bank zit. Wat een lieve vrouw. Ik laat haar de foto’s zien van de gezichtsreconstructie. Ook zij is ervan overtuigd dat jij het niet bent. Maar om daarover zekerheid te krijgen heb ik haar DNA nodig. En ook om aan te tonen danwel uit te sluiten dat je ergens anders gevonden bent. Dus ik neem haar wangslijm af zodat daarvan een DNA-profiel gemaakt kan worden. We praten nog wat en dan ga ik weg. Het DNA van andere familieleden elders in het land is door andere collega’s afgenomen. Het onderzoeksteam zal contact houden met je familie.

Ik vertrek voor langere tijd naar Zuid-Amerika, maar zodra ik internet heb kijk ik op nieuwssites of er al iets bekend is. Maar dat gebeurt niet. Zelfs nu, drie jaar later, weten we niet wie de onbekende dode is. En we weten ook niet waar jij bent Ha-Je.
Waar ben je toch? Waar ben je heen gegaan? Wat is er gebeurd? Alle knikkers in de wereld heb ik er voor over om jou te vinden. Je wordt gemist. Door je lieve familie. Door je vrienden. 
Ik ben geen familie en geen vriend. Misschien weet je niet eens meer wie ik ben. Maar ik wil dat je terug komt. En niet omdat ik bij de politie werk en dus zaken op moet lossen, maar wel gewoon omdat ik Henrieke ben. En nog heel goed weet wat voor bijzonder persoon je was. 
En hopelijk nog steeds bent.
Ergens…

Voor meer informatie over de vermissing van Hendrik Jan van Houten en tips ga naar:


Deze blog is geplaatst met toestemming van de familie van Hendrik Jan.