Copyright H.E. Schoonekamp. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

zaterdag 19 september 2015

Politieblog. Oververhit.

“112 politie, uit welke plaats belt u?” 
“JAAA hallo, jullie moeten NU wat aan die blaffende k*thond van de buren doen, anders trap ik daar zelf de deur in en maak ik dat beest kapot!!”
Ik draai het volume van mijn headset wat lager, de man schreeuwt immers hard genoeg. 
“Ik begrijp dat u last heeft van de blaffende hond van de buren. In welke plaats bent u meneer?”
“Je moet niet zo zeuren, je moet gewoon zorgen dat dat beest z’n kop houdt!”
“Meneer, dat wil ik wel, maar dan moet ik toch echt weten op welk adres die hond zit.”
“Jullie doen ook nooit wat! Laat maar!” -tuuttuuttuut-
De man heeft de verbinding verbroken. Ik leun zuchtend achterover in m’n stoel op de bloedhete meldkamer van de politie. Binnen is het bloedheet, maar buiten ook. En dat is te merken aan de meldingen deze avonddienst. 

Weer telefoon, ik neem op: “112 politie, uit welke plaats belt u?” 
Dit keer een boze vrouw aan de telefoon die klaagt over stankoverlast van de barbecue in de tuin van de buren. En er wordt nog alcohol gedronken ook. Ik kijk op de klok. Het is 19:00 uur. Ik leun weer achterover, ondertussen de druppels van de nauwelijks werkende airco uit het plafond ontwijkend en zeg de vrouw dat de buren gewoon de barbecue mogen aansteken en dat ze daar geen 112 voor mag bellen. Naar 112 mag alleen gebeld worden in levensbedreigende situaties en nu wordt deze lijn onnodig bezet gehouden voor mensen die echt de politie nodig hebben. Ook deze vrouw is niet blij met mij en zegt dat ze de barbecue zelf wel uit gaat maken, waarop ook zij de verbinding verbreekt. Ik denk dat ze boos is omdat ze niet bij de buren is uitgenodigd.

Ik zeg tegen mijn collega dat ik de Explosieven Opruimingsdienst ga bellen. Verbaasd vraagt hij waarom, ondertussen zoekend in de meldingen of hij iets gemist heeft. Ik zeg hem dat we in een gebied werken waar op deze bloedhete avond heel veel mensen met een kort lontje wonen en dat ik bang ben dat die allemaal gaan exploderen. Daar komt de EOD niet voor krijg ik te horen. En de brandweer mag ik ook niet inschakelen om alle boze oververhitte inwoners van ons gebied te koelen.

Deze warme dagen zorgen voor heel veel meldingen van kleine vechtpartijtjes, geluidsoverlast, geschreeuw over en weer en burenconflicten. Niemand die nog wat van een ander kan hebben. En iedereen dreigt het zelf wel op te lossen. Maar aangezien daar geen meldingen van komen, heeft men het zelfs daarvoor te warm.

Telefoon. Ik neem weer op: “112 politie, uit welke plaats belt u?” 
“Zja, haalloo, de autooo van de buren sjtaat voor mijn deur en ik vin die auto niet mooi”
“Heeft u gedronken meneer?”
“Zjaaaa seker, een paar biertjes tegen de hitte mevrrrouw”
“Meneer, u belt 112. Dat is alleen voor echt levensbedreigende situaties. Ik snap dat u die auto niet mooi vindt, maar daar komt de politie niet voor. Neemt u nog maar lekker een koud biertje en ga dan lekker slapen.”
“Zjaaa, dat isj wel un goed ideeee van u mevrrrouw, dat ga ik doen, dank u wel, u heeft echt goeieee ideeën, u bent echt heel sjlim en liefff.”
“Graag gedaan meneer, fijne avond.”
Ik verbreek de verbinding. Eindelijk een tevreden klant. Mag ik al naar huis?

dinsdag 15 september 2015

Brief aan Máxima. Prinsjesdag 2015

Zutphen, 15 september 2015

Beste koningin Máxima, 

Eigenlijk waren we gestopt met brieven schrijven, maar ik kan het vandaag toch niet laten om u weer eens te schrijven. Bovendien heb ik mijn telefoon in duizend stukken laten vallen en kunnen we dus niet meer appen. 

Het was me het dagje wel weer voor u. Stormachtig buiten en nu in de media. 
Uiteraard over de inhoud van de troonrede. Eigenlijk is het niet meer dan een ceremonieel gedoe, want de inhoud was voor de zoveelste keer weer uitgelekt. Ik kan me goed voorstellen dat dit voor uw echtgenoot niet leuk is. Dagen is hij aan het oefenen om die droge stof vloeiend uit zijn mond te krijgen en op het moment dat het eindelijk zover is dat hij het wereldkundig mag maken kent iedereen de inhoud al. 
Dat is net alsof je na heel lang zoeken een heel mooi cadeau voor een speciaal iemand koopt en op het moment van afrekenen die persoon ineens achter je bij de kassa staat. Weg verrassing, alle moeite voor niks. Of een rotgeintje met iemand wilt uithalen, maar die persoon heeft je voortijdig door.

Ik kan me goed voorstellen dat u beiden zuchtend bent opgestaan vanochtend, er zijn leukere werkdagen te bedenken. U heeft er vast wel naar uitgekeken om die mooie jurk te mogen dragen. Of heeft u nog even getwijfeld toen u vanochtend naar buiten keek en geen zon zag maar wel een bak regen naar beneden zag komen. Wel koud voor zo’n mouwloze jurk. En die Gouden Koets zal ook best tochtig zijn. Er gaat nu een foto van u viral waarbij mensen zich afvragen of u het koud had of blij was die militairen te zien. En een video waarin te zien is dat u een paar keer bijna struikelt over uw jurk. Geen beter vermaak dan leedvermaak. U bent koningin van een land waarin de gemiddelde vrouw eeuwig in een spijkerbroek en op gympen loopt. En het bovenlijf bedekt onder dikke vesten. Allesbehalve charmant. Ja, het was koud vandaag. ¨Puntig weer¨ zeggen we hier in het oosten. Denkt u maar zo: beter puntig mooi dan niet-puntig lelijk. Gelukkig hield u uw handen wel warm in die handschoenen.

Waar uw halve koninkrijk ook geschokt over is, is dat u geen hoedje droeg. En dat terwijl alle dames wel met rare creaties op hun hoofd aan kwamen lopen. Voor u als koningin staat voorgeschreven dat u een lange japon dient te dragen en een hoed of haarstuk. Groot gelijk dat u voor het laatste heeft gekozen, was er toch nog iets verrassends aan de troonrede. Ik weet zeker dat u net als ik hoopte dat er een enorme windvlaag zou komen die al die hoedjes in één ruk mee zou nemen de gracht in. 

U zult wel blij zijn dat de dag voorbij is. Lekker op de bank nu, kachel aan en een goed glas wijn. Bekijkt u al die social media maar niet. Alleen maar gezeur. Ik kan me goed voorstellen dat u er na zo’n dag over denkt om uw huis aan vluchtelingen te geven en lekker met uw gezin naar Argentinië te vertrekken. Waar u gewoon normaal kunt zijn. Waar de vrouwen vrouwelijk zijn en het niet vaak puntig weer is. 

Het waait hard buiten. Het zal dan ook wel weer snel overwaaien. Morgen is alles weer normaal. Zo lekker Hollands normaal.

Hartelijke groeten van uw onderdaan die het ook koud heeft in een jurkje maar gelukkig niet op de foto moet,

Henrieke Schoonekamp




donderdag 10 september 2015

Politieblog. Paasvuur.

Deze column is geplaatst op www.politie.nl/blogs



Blog: Paasvuur 

Het is Tweede Paasdag en ik ga aan het werk. Thuis zeg ik mijn eigen paashaas in zijn hokje gedag en ga naar het politiebureau. Buiten ruik ik de brandlucht die van de paasvuren in de buurt zijn blijven hangen. Een eeuwenoude traditie - vooral in Oost-Nederland - en van oudsher bedoeld om de boze geesten te verdrijven, zodat de oogst niet mislukt. 
In het politiebureau verdelen we de binnengekomen zaken. Ik ga eerst een sporenonderzoek instellen bij een woninginbraak. Als ik bel om een afspraak te maken, neemt een hevig geëmotioneerde vrouw op. Ze zegt dat ze thuis is en dat ik dus kan komen.
Wanneer ik bij de woning aankom, zie ik behalve de naam van de vrouw ook de naam van haar echtgenoot op het naambordje staan. Ik ben blij dat er iemand is die haar kan steunen, nu ze het blijkbaar zo moeilijk heeft met de inbraak. De vrouw doet de deur open, ze heeft rode ogen van het huilen. Ik stel me aan haar voor en laat mijn politie-legitimatiebewijs zien. Ze wijst me de schade aan de voordeur, waarna ik achter haar aan de woning inloop. De echtgenoot zie ik niet. 
In de woonkamer is het een enorme chaos. Als we doorlopen naar de slaapkamer, begrijp ik pas echt waarom ze zo erg van streek is. Blijkbaar hebben de inbrekers de urn met het as van haar overleden echtgenoot geopend. De urn is daarbij gebroken en zijn as ligt over de vloer verspreid. Eromheen liggen spullen en kleding uit de kast. De vrouw begint weer te huilen. 
De as kan zo niet blijven liggen, dit gaat volledig tegen mijn gevoel in. Ik vraag de vrouw of ze wil dat ik de as weghaal of dat ze het liever zelf doet. Met betraande ogen vraagt ze of ik het wil doen. Ze is zichtbaar opgelucht. Uit mijn dienstauto pak ik een grote, schone glazen pot om de as in te doen. Een brandpot, waarin wij verbrande resten in veiligstellen voor onderzoek. Hoe cynisch. Maar iets anders geschikts heb ik niet bij me. Met handschoenen aan en een stofkapje voor mijn mond en neus verzamel ik de as in de pot. De vrouw kan het niet aanzien en loopt huilend weg. 
Terwijl ik de as verzamel word ik echt boos op de inbrekers die de urn openden. Waarschijnlijk dachten ze dat er wat anders in zat. Maar ze hadden gewoon niet moeten inbreken en ze hadden zeker met hun vingers van deze urn af moeten blijven. Wat ze hiermee de bewoonster aandoen valt niet te beschrijven, wat een verdriet. En daarbij vind ik het niet erg om met Pasen sporen te zoeken in plaats van eieren, maar hier in de woning menselijke as oprapen, dat is wel even wat anders. 
Terwijl ik de as verzamel, probeer ik niet naar de ingelijste foto van de man op het nachtkastje te kijken, een vrolijk lachende vijftiger. Het sterkt me dat ik hiermee de vrouw een grote dienst bewijs.
Als ik alle as verzameld heb, geef ik de pot in een doosje aan de vrouw. Hierna doe ik het werk waarvoor ik hier gekomen ben: sporen verzamelen van de inbrekers. Ik ben extra gemotiveerd om deze inbrekers achter de tralies te krijgen. Als ik klaar ben met het sporenonderzoek neem ik afscheid van de vrouw. Met beide handen pakt ze de mijne en bedankt me voor alles. Ik zie geen tranen meer in haar ogen, wel opluchting. 
Als ik buiten sta, ruik ik opnieuw de brandlucht van de paasvuren. De lucht ervan blijft ook in de dienstauto nog lang in mijn neus hangen.

woensdag 9 september 2015

Politieblog. Ook een beetje lol maken.

Deze blog is gepubliceerd op www.politie.nl/blogs


‘Heb je zin om met me mee de stad in te gaan?’ Het is vrijdagavond, 20.00 uur. Een goede vriendin van me staat voor de deur. Ik heb wel zin om met haar mee te gaan, maar ik kan niet. Ik heb samen met een collega piket. Dit houdt in dat ik telefonisch bereikbaar ben voor het werk. Als ergens in mijn werkgebied direct forensische opsporing nodig is, dan word ik in dienst geroepen. Ook midden in de nacht. Ik zeg tegen mijn vriendin dat ik de volgende keer graag mee ga, maar dat dat nu echt niet kan. ‘Niet alleen maar werken hoor, ook een beetje lol maken’ zegt ze met een knipoog, terwijl ze vrolijk zwaaiend wegloopt.

Een half uur later gaat de diensttelefoon. Ik hoor de vertrouwde stem van mijn collega zeggen dat onze komst wordt verzocht bij een overleden persoon. Vijf minuten later zit ik in de auto op weg naar het opgegeven adres, veertig minuten rijden verderop. Onderweg kom ik door een dorp waar het gezellig druk is. Het jaarlijkse dorpsfeest is net begonnen. Er staan tenten in het weiland en ik zie al wat verklede feestvierders die lachend op weg naar het feest zijn.

Als ik bij de woning ben, komen ook net mijn collega en de forensisch arts aan. De agenten die als eerste ter plaatse waren, praten ons bij. Ik begrijp dat familieleden hun moeder en oma hangend aan een touw in de woning hebben aangetroffen. Er is een afscheidsbrief gevonden, waarin staat dat ze de lichamelijke pijn niet meer aan kon. Ook het leven zonder haar vorig jaar overleden echtgenoot, met wie ze meer dan zestig getrouwd is geweest, viel haar zwaar.

Ik condoleer de familie en ga samen met mijn collega en de forensisch arts aan het werk. We onderzoeken de woning en het lichaam van de vrouw op eventuele sporen, waaruit zou blijken dat er nog iemand anders betrokken is geweest bij het overlijden. Maar na ons onderzoek komen we tot de conclusie dat dit niet het geval is. Suïcide dus. 

Als ik uiteindelijk naar huis rijd, kan ik het trieste einde van de vrouw moeilijk van me afzetten. In gedachten rijd ik door het donker. Halverwege zie ik de lichten van het jaarlijkse dorpsfeest weer. Dit is inmiddels in volle gang, het is een stuk drukker in het dorp. Voorzichtig rijd ik door de verlichte straten. 

Als ik een rotonde oprijd, schrik ik van een verklede jongen, die midden op de weg staat. Hij staat wat wankel op zijn benen. Ik doe het raampje naar beneden en roep naar hem dat hij aan de kant moet gaan. Hij kijkt op en als hij me ziet, zegt hij met een grote glimlach: ‘Hey, ga je mee een biertje drinken?’ Ik schiet in de lach en zeg dat hij beter op de stoep kan gaan staan, omdat ik bijna tegen hem aangereden ben. Dan ziet hij blijkbaar het politielogo op de mouw van mijn jas, want ik zie hem schrikken. Hij loopt van de rotonde, de stoep op. Onvast ter been, maar met een grote grijns roept hij me na: ‘Niet alleen maar werken hoor, ook een beetje lol maken! Het leven is te gek en te mooi. Leef het gekke leven!’ 

Met een grote glimlach rijd ik door. Dat is de tweede keer vanavond dat ik deze woorden hoor. En zeker na de trieste situatie van 20 minuten eerder, ben ik het er helemaal mee eens! 


dinsdag 8 september 2015

Oma. Column voor Contact.

Deze column is gepubliceerd in de Contact.

¨Kind, je bent zooo beroemd!¨
¨Nee oma, ik ben niet beroemd.¨
¨Jawel, dat ben je wel en ik ben zo trots, ik heb je in de krant en op televisie gezien!¨
Ik probeer mijn lieve omaatje nog uit te leggen dat het verhaal dat ik schreef heel even in de schijnwerpers stond, maar dat ik nu weer gewoon Henrieke ben. Niks bijzonders. Maar daar wil ze niks van weten.

Achtentachtig is ze. Mijn lieve oma, m’n laatste grootouder nog in leven. In de Achterhoek woont ze, gewoon op zichzelf, met wat hulp. Meestal heel optimistisch, af en toe moppert ze om niks. Wat dat betreft lijk ik op haar. Ze geniet van kleine dingen. Kleine dingen in de buurt en om haar heen. En daarom is het fijn om bij haar te zijn, tussen de drukte en grote boze wereld waarin ik soms leef. En zet ze me ongemerkt terug op aarde. Van al haar kleinkinderen en kinderen weet ze precies wat ze doen. En op ons allemaal is ze even trots. 
Als ik in politie uniform bij haar op de stoep sta pakt ze m’n pet af en zet die op. Met de opmerking: ¨Die pet staat mij ook prima.¨ En ze heeft nog gelijk ook. Samen liggen we dan dubbel van het lachen.

Als ik bij haar ben word ik volgestopt met koekjes en chocola. Ook al wil ik niks, weigeren is geen optie. Heel af en toe neem ik haar mee uit eten. Samen in een restaurant pizza eten en een wijntje drinken. Sinds een jaar heeft ze een vriend, 92 is hij. Bijna puberaal verliefd zijn ze. En als ze mij vraagt of ik alweer een vriend heb en ik daarop ontkennend moet antwoorden zegt ze dat het gedonder met mannen ook niks is. Soms tegenstrijdig, maar altijd zegt ze de goede woorden. Het wereldnieuws vat ze samen in een paar woorden, altijd relativerend. En herinneringen aan vroeger deelt ze met me. 

Ze viel en brak haar heup. En belandde dus in het ziekenhuis. Heel even was ik bang dat er complicaties zouden optreden. Maar m’n omaatje is een taaie. En dus was ze snel weer op de been. En vertelt ze me dat een verpleegster haar de krant had gegeven, opengeslagen op het artikel over het verhaal dat ik schreef, met foto. En dat de verpleegster had gezegd dat ze dit bijzondere verhaal echt even moest lezen. Waarop m’n oma antwoordde dat ze dit al wist en dat dit verhaal van haar kleinkind was. Waarop snel alle verpleging aan haar ziekenhuisbed stond om met haar te praten en ze samen de uitzending van omroep Gelderland hebben bekeken.

¨Maar oma, eigenlijk ben je nu zelf dus beroemd!¨
¨Ik niet, ik ben liever berucht.¨

Ik houd zoveel van haar. En hoop dat ze minimaal honderd wordt. Ik kan en wil haar nog niet missen. 

donderdag 3 september 2015

Dag klein mannetje

Dag klein mannetje. Dag mooi klein mannetje. Dag mooi klein dood mannetje.

Ik ben vast één van de laatste die kennis met je maakt, heel de wereld heeft jou al gezien. Ik was nogal laat online vanavond. Je hebt geen idee wat dat is, online zijn. Maakt ook niet uit. Voor jou zeker niet meer.

Je ouders, althans dat denk ik, hebben je de laatste keer aangekleed. Een mooi rood shirtje en een blauw broekje. En ze hebben je je schoentjes aangedaan. Je bent nog te klein om dat zelf gedaan te hebben. Je schoentjes zijn niet veel gedragen, want de zolen zijn nauwelijks afgesleten. Maar misschien heb je de schoentjes al best lang. En heb je er gewoon niet veel op gelopen. Je beentjes zien er wel stevig genoeg uit om je overal te brengen waar je had willen zijn. Om te rennen naar plekken waar iets nieuws te ontdekken voor je was. En dat is nogal veel op jouw leeftijd. Maar misschien zijn je schoentjes niet afgesleten omdat je met je kleine korte beentjes niet snel genoeg was. Niet snel genoeg om met je familie te vluchten voor geweld, voor de dood. En hebben je ouders je daarom veel gedragen. In de armen van je papa of mama heb je je vast veilig gevoeld. Lekker dicht tegen ze aan. Misschien vond je het wel leuk toen ze met je renden, omdat je te klein was om te begrijpen waarom. Misschien heb je wel schaterlachend op de armen van je papa of mama gezeten. Omdat het gewoon leuk voor je was toen ze met je renden. 

Je hebt je papa en mama vast de moed gegeven om door te gaan. Doorgaan met leven, zodat ze jou een toekomst konden geven. Een veilige toekomst waarin jij naar school had kunnen gaan en had kunnen spelen en je schoentjes kapot had kunnen lopen. 

De zee. Wat veel water hè. Had je ooit al de zee gezien? En dan de boot. Mooi hè, op de boot. Heb je naar visjes gekeken? Vond je de bewegingen die de golven veroorzaakten leuk? Wat zullen je papa en mama blij zijn geweest dat ze met jou op de boot zaten. Het moment dat jij je schoentjes zou gaan verslijten was dichtbij. 

Het ging niet goed hè. Het water is niet zo koud zo aan het einde van de zomer. Maar je rode shirtje, blauwe broekje en je schoentjes zijn in het zeewater veel te zwaar voor zo’n klein mannetje als jij. Je kleine stevige beentjes konden daar niet tegenop. Vies hè, dat zeewater in je mond. 
Je was wel dicht bij de visjes. Was je bang? Misschien heb je naar de visjes gezwaaid zonder te beseffen dat je nooit meer een stap zou gaan zetten in je schoentjes. 

Daar lig je dan, zo stil op het strand. Met je plakkerige natte rode shirtje, blauwe broekje en schoentjes. Je neusje en mondje in het vieze zoute water. Je armpjes langs je lijfje, je handjes met je handpalmen omhoog. Alsof je klaar bent om de wereld op te vangen. Was er maar iemand geweest om jou op te vangen. Je papa en mama hebben het vast geprobeerd. De zee is nogal ruw, daar weet je nu alles van.

Je bent nog maar klein. Te klein om de wereld om je heen te begrijpen. Maar je grijpt de wereld wel. En mij zeker. Ik moet een beetje huilen als ik naar je kijk. Stom hè, want we kennen elkaar helemaal niet. Ik kan niet slapen, mijn ogen gaan niet dicht. Omdat ik weet dat jouw oogjes nooit meer open gaan.

Dag klein mannetje. Dag mooi klein mannetje. Dag mooi klein dood mannetje.






De foto bij deze blog is van persbureau Reuvers. De foto heb ik van één van de velen op Facebook gekopieerd.